album    
         

 

 

   
   
Een gesprek met Michel Seuphor | Twee uren in de eeuwigheid

De ontsnappingen van Michel Seuphor, Pascal Cornet in De Standaard, 4 mei, 1996 [1]

 

   
       
   


De ontsnappingen van Michel Seuphor | Twee uren in de eeuwigheid | Een levensverhaal van ontgrenzing en inkeer
Pascal Cornet in De Standaard, 4 mei, 1996

Twee uren in de eeuwigheid verscheen naar aanleiding van twee bibliofiele uitgaven, Falise et le Grand Pacifique (De Prentenier, Gent Oostakker) en Le Cirque Annouss (Ergo Pers, Gent).

 

   
   

De handen die hij voor zich op tafel laat rusten of waannee hij -- nog steeds erg levendig gesticuleert, hebben de geschriften en tekenmappen doorbladerd van kunstenaars die allang zijn bijgezet in de grote galerij van de twintigste-eeuwse kunst. Het zijn mooie handen. Seuphor heeft het allemaal achter zich gelaten. In een van zijn jongste boekjes, Les moks et le reqard frontal (1995), heeft hij het niet toevallig over "een man die zijn strevinqen achter zich laat en die zich vrijwillig op zijn Sint-Helena terugtrekt, omdat hij voor zijn angst en verschrikking geen andere uitweg ziet dan de contemplatie en een eindeloze zelfondervraging”.


Een verkeerde spanning op de kabel tussen de gaspedaal en de injectie. De auto haalt te weinig snelheid, op de afstand Brussel-Parijs verlies je op die manier vlug een halfuurtje. Op de périphérique heerst daarenboven de drukte van een uitgelopen ochtendspits of een te vroege avondspits, zodat we slechts net op tijd in de avenue Emile Zola aankomen. Iemand laten wachten is niet beleefd, en zeker niet iemand van 95.
Met zijn eerste woorden kan Seuphor het contrast met onze rit tegen de tijd moeilijk groter maken: "Vous entrez dans l'éternité." De uitspraak klinkt plechtstatig, maar snijdt hout. In het gesprek dat volgt, schrompelt de buitenwereld ineen tot een verre geluidsstroom: de ijle jacht van de tallozen die zich zes verdiepingen lager godweerwaar allemaal naartoe begeven.
Een ontmoeting als een evenwichtsoefening boven een minstens twee generaties brede kloof kan beginnen. Seuphor blijkt weinig waardering te hebben voor het landschap dat zich ontrolt aan de voor hem andere kant van het ravijn. Voor ons landschap dus, dat samen met de twintigste eeuw, de eeuw van Seuphor, aan het ondergaan is.
Seuphor is er dan ook niet zo op gevierd om zich door een jonge snaak een interview te laten afnemen. "Kènt u mijn werk wel?" vraagt hij:" Hij slaat mij uit het lood: hoe kan ik beweren dat ik het werk ken van een diepzinnig man die al meer dan vijfenzeventig jaar actief is in de vuurlijn van de kunst?
Het gesprek begint dus stroef, maar stilaan krijgt Seuphor er zin in. Hij kijkt me indringend aan, zet zijn bril op en af, reciteert in verschillende talen en uit het hoofd verschillende passages, en raakt pas na twee uren vermoeid.


Metafysisch

Seuphor is metafysisch ingesteld: hij beperkt zich graag tot de algemene categorieën die in filosofische traktaten gedijen. "Hebben is banaal. Je moet het zijn cultiveren. Gehechtheid aan uitwendige zaken heeft mij altijd onverschillig gelaten. Het zijn is solitair en laat zich enkel verster-ken via de innerlijke weg."
Daar valt moeilijk over te praten. Ik kan beter léézen wat hij erover geschreven heeft, vindt Seuphor, Hij heeft gelijk. We houden het dus concreter.
Seuphor gaat er prat op dat hij nooit in loondienst is geweest. "Hoe ik mij door het leven sloeg? Het toeval heeft me altijd een helpende hand toegestoken. Daar moet je van leven, en van de bronnen die je in jezelf meedraagt."
Zonder een cent op zak verliet hij in 1934 Parijs. Hij had genoeg van de intriges. Zijn vrouw verdiende als bediende bij het Rode Kruis 23.000 frank per maand, ancien francs welteverstaan. Met haar typemachine en velletjes carbonpapier maakte Seuphor een eenmanstijdschriftje, La Nouvelle Campagne, waarin hij campagne voerde tegen het opkomende fascisme. "Ik had veertig abonnees". herinnert hij zich.
Seuphor heeft altijd geschreven. En hij doet dat nog steeds. Maar hij wordt bijna niet gelezen. Dat kan ook moeilijk anders, want hij publiceert bibliofiel, in zeer beperkte oplagen, die afzet vinden bij een beperkte aanhang. Schuilt daar geen contradictie in: publiceren en tegelijk niet streven naar een groter publiek?
"Ik bekostig mijn boeken met het geld dat ik met mijn tekeningen verdien. Een publiek zoeken? Boeken staan tegenover de eeuwigheid. Soms vang ik een echo op. Zoals van mijn 33-jarige kleindochter Sophie. Jarenlang hoor ik niets van haar, en dan ineens schrijft ze me de mooiste brieven over wat ze van mij leest. Dat is voor mij evenveel waard als een publiek van honderdduizend mensen. Eén mens kan voor een hele samenleving staan."

"Neen," zegt Seuphor. "de kunstenaar moet anoniem blijven".

Ik herinner mij wat hij daarover schrijft in het essay La Profanation, opgenomen in de bundel Le temps des Eftinoux: " ... le vrai créateur est anonyme comme furent les verriers de Chartres et les enlumineurs du Moyen Age".


Goncourt

Als bellettrist is Seuphor altijd in' de marge gebleven .. .Ik heb in 1939 heel dicht bij de Prix Goncourt gestaan met mijn autobiografische roman Les évasions d'Olivier Trickmansholm. Die prestigieuze prijs zou ongetwijfeld tot algemene erkenning hebben geleid. Maar ik heb hem niet gewonnen om de heel eenvoudige reden dat mijn uitgever zich terugtrok toen de oorlog uitbrak. Dat is voor mij een goede zaak geweest. Het incident heeft mijn hele leven een draai gegeven, die ik nu niet betreur. Ik heb Trickmansholm overigens helemaal niet geschreven om succes te behalen, maar uit persoonlijke noodzaak. Ik wou afrekenen met mijn breuk met het katholicisme."
Toen hij, ver van de wereld, in Anduze verbleef, bleef Seuphor schrijven voor het door dominicanen in Parijs uitgegeven weekblad Sept.

"In een artikel, Farces mauvaises, liet ik Hitler en Mussolini met elkaar dialogeren. Dat was nog voor ze hun pact hadden gesloten. Het katholieke Italië liet zich inpalmen door het fascisme. Kinderen zwaaiden er met wit-gele vlaggetjes naar Mussolini. Mijn artikel ontging de curie in Rome niet. Sept werd opgedoekt, zogezegd omdat het failliet was. De Kerk, die voor mij een tijdlang de hoogste morele autoriteit had vertegenwoordigd, had daarmee voor mij afgedaan. Ik was er letterlijk ziek van. Tien dagen heb ik mij afgezonderd in de gastenkamer van ons huis. Tot ik mijn évasion vond: ik schreef Les évasions d'Olivier Trickmansholm."

"De ontsnapping, dat was het motief dat mijn leven tot dan toe had beheerst en is blijven beheersen. Ik had mijn familie verlaten, het college, Het Overzicht, Antwerpen, Parijs, de Kerk. .. "
Seuphor was praktiserend katholiek geworden door toedoen van een jonge Zwitserse leraar Frans. Die had een cursus Franse literatuur samengesteld: "du Romantisme à Seuphor". "In ruil voor een luxe-exemplaar van een van mijn boeken schonk hij mij een in Brugge gedrukt missaal. Ik heb mij twee maanden lang te goed gedaan aan de poëzie die ik erin vond. Ik begon naar de mis te gaan in Anduze, voelde mij aangetrokken door de liturgie. De wekelijkse preek ten gunste van de Spaanse Falangisten moest ik voor lief nemen.”
"De Kerk is inderdaad veel veranderd sindsdien. Voor de paus heb ik sympathie. Hij is moedig en zoekt toenadering tot andere religies. Maar voor de rest heb ik genoeg aan oosterse wijsheid. De islam is mij te zeer uit op conflicten. Als pacifist voel ik mij daar machteloos bij."

Vanwaar komt uw belangstelling voor oosterse religies?

Ik ben van nature diepreligieus en geneigd tot universalisme. In 1919, ik was toen doordrenkt van de Grieks-Latijnse cultuur en van het christendom, vond ik bij Moorthamers in Antwerpen een boekje van Henri Borel, De geest van China. Plots ging een hele andere wereld voor mij open: de àndere helft van de wereld. Sindsdien heb ik mij onafgebroken met het Oosten beziggehouden. Ik leerde Chinees. En Sanskriet, uit een woordenboek Engels-Sanskriet. Nu kan ik de Upanishads in de oorspronkelijke taal lezen. Dat is nodig, want de beschikbare vertalingen vertonen leemten en onjuistheden. Door mijn studie ontdekte ik dat de onderlinge verwantschap van de religies veel groter is dan wij altijd hebben gedacht.


Contemplatie

Michel Seuphor plooit terug in contemplatie, houdt zich ook in zijn religieuze beleving ver van het concrete, tastbare. Hij haalt glunderend de Griekse wijsgeer Heraklitus aan: "Zeus weet niet of hij al dan niet Zeus wil genoemd worden."

In Les moks et le regard frontal schreef Seuphor een soort geloofsbelijdertis in 43 punten, die als volgt begint:

,,1. Le multiple inventa Un par nécessité.
2. Mais Un était déjà là. C'est lui qui inventa le multiple par sa nécessité propre. La nécessité d'affirmer l'être et la solitude absolue de l'esprit. ( .. .)"

De contemplatie van het ene en de eenzaamheid zijn nauw met elkaar verbonden. Seuphor: "Je móet alleen zijn. Al het waardevolle komt van het individu, nooit van de collectiviteit."·
Eenzaamheid betekent volgens hem echter niet dat je je volledig van alles afsluit.' Wie niet meer nieuwsgierig is en zich over niets meer kan verwonderen, kan niet gelukkig zijn. "De contemplatieve geest leest in alles de afstraling van het Eén." (nununer 36). En: "Een gelukkig leven is een eindeloze verwondering, een altijd opnieuw verrast zijn." (numnner 42).
Kan de hedendaagse modernne Kunst Seuphor nog verrassen? De vraag doet hem steigeren.
"Ach, tegenwoordig is alles aangetast door het geld, door het hebben. Do you know what I paid for it’, zegt de Amerikaan die alles opkoopt." .
"Kunst is de religie van deze tijd geworden. Ik was op een zondag in Vézelay. Zes mensen woonden er de mis bij. Ondertussen leidde een monnik dertig toeristen rond. Hun kreten van bewondering voor de prachtige kapitelen overstemden de gebeden van de priester."
"Hans Arp en Mondriaan, die stonden met hun kunst veel dichter bij het religieuze gevoel. In de tijd dat ik hun werk van nabij volgde, was het niets waard. Op Mondriaan kon je niet speculeren, en precies daarom hield ik zoveel van zijn schilderijen." .

— U heeft de twintigste eeuw van aanschijn zien veranderen. Wat is volgens u de belangrijkste evolutie geweest?

(resoluut] De technologie. Die wist alles uit: de kunst, de literatuur, het denken. Slechts enkelen blijven overeind. Je wordt er triest van. Ik heb in de appartementen van dit gebouw zes kinderen weten geboren worden. Ze zijn alle zes ongeletterd gebleven. Eén ervan studeerde op zeker ogenblik literatuur. Hij kwam bij me langs en ik gaf hem vier van mijn boeken mee. Mét een opdracht. Een paar weken later vroeg ik hem wat hij ervan vond. Hij vond het 'vermoeiend'. Ik heb mijn boeken teruggevraagd en er de opdracht uitgesneden. Ze waren niet eens opengesneden.
Seuphors verbittering maakt zijn antwoord op mijn laatste vraag erg somber. Maar hij herpakt zich vrijwel onmiddellijk.

— Hoe wenst u in de herinnering te blijven voortbestaan?

Ik wens niet te blijven voortbestaan in de herinnering van ongeletterden. Toch weet ik dat de herinnering de enige waarheid is. 'Esse est meminisse': zijn is zich herinneren.
Ik wil niet onbescheiden lijken, maar volgens velen beschik ik over een fenomenaal geheugen. Onlangs hoorde ik tijdens een slapeloze nacht mijn grootmoeder opnieuw in haar Antwerps dialect praten. Alsof er een bandrecorder in mijn hoofd zat: woord voor woord hoorde ik wat ze tegen me zei toen ik vier jaar was, en pas nu begréép ik wat ze zei. Het was pure poëzie, ze had het over sneeuw, dat dat Jezus is die de veren uit Zijn matras schudt.

Neen, ze is niet dood, mijn grootmoeder. Ze is gestorven in 1922 maar ze is niet dood. Ik zou zelfs meer zeggen: ze is verrezen. Meer dan zeventig jaar lang heb ik amper aan haar gedacht en nu is ze me voortdurend nabij.

 

Een levensverhaal van ontgrenzing en inkeer

Het eerste waaraan Michel Seuphor ontsnapte, was zijn naam: hij werd immers als Fernand-Louis Berckelaers geboren, op 10 maart 1901 in Antwerpen. Hij koos een anagram van "Orpheus" als pseudoniem. Later zou hij nog meer ontvluchten: Antwerpen, Vlaanderen, Parijs, de in zijn ogen ontaarde hedendaagse kunst en, in zekere zin, de wereld, die hij inruilde voor een nog steeds intens leven van studie en contemplatie.

Michel Seuphor is met zijn 95 jaar een van de laatste overlevers van wat misschien de boeiendste en puurste periode is geweest van de hele West-Europese kunstgeschiedenis: de avant-garde voor en na de Eerste Wereldoorlog. In die jaren verkende de kunst haar uiterste mogelijkheden. Seuphor kende en waardeerde vele avant-gardisten: Robert Delaunay, Kurt Schwitters, Theo Van Doesburg, Kandinsky, Marinetti, Brancusi. Fernand Léger - om maar die te noemen.

Tussen 1921 en 1925 maakte Seuphor samen met onder meer Jozef Peeters het tijdschrift Het Overzicht, het Vlaamse antwoord op de avant-gardebewegingen in Nederland (De Stijl), Parijs en Berlijn. Aanvankelijk stond de redactie van Het Overzicht duidelijk de Vlaamse emancipatie voor ogen: "De eerste plicht van elk bewust Vlaming is elke poging die voor doel heeft ons volk cultureel op te heffen, te steunen. Abonneren op Het Overzicht is meewerken aan Vlaanderens geestelijke bevrijding."

In 1925 ruilde Seuphor het voor hem te klein geworden Antwerpen voor Parijs, in die dagen het onbetwiste centrum van de artistieke wereld. Hij wierp er zich snel op als kunsttheoreticus en een van de belangrijkste kunstchroniqueurs van zijn tijd. Hij was de bezieler van verschillende tijdschriften, onder meer het voor de abstracte kunst belangrijke Cercle et Carré. In 1930 organiseerde hij een overzichtstentoonstelling met abstracte-kunst, die achteraf een van de orgelpunten zou blijken te zijn -van het artistiek zeer vruchtbare Interbellum.

In 1934 ontvluchtte Seuphor de Parijse intriges en het onheilspellende politieke klimaat. Tot 1945 leefde hij teruggetrokken in het Zuid-Franse dorp Anduze. Met een religieus geïnspireerde discipline schreef, studeerde en tekende hij en bewerkte er zijn stukje land. In '45 verhuisde hij, zwaar ziek, naar het gezondere klimaat van Bagnols-sur-Cèze, Na zijn genezing keerde hij in 1948 terug naar Parijs, waar hij opnieuw aansluiting zocht en vond met de artistieke onrwikkelingen.

Tijdens een kort verblijf in New York (1950) ontmoette Seuphor onder meer Jackson Pollock, Willem de Kooning, Rothko, Marcel Duchamp, Ad Reinhardt, Barnett Newman.

Onder de hoede van de toonaangevende Parijse Galerie Maeght was Seuphor jarenlang een bevoorrecht getuige van de naoorlogse artistieke scène. Hij schreef enkele standaardwerken over moderne beeldende kunst, onder meer L'Art abstrait, ses origines. ses premiers maîtres (1949), een monografie over Mondriaan (1956), La peinture abstraite, sa genèse, son expansion (1962) - boeken die niet alleen door toedoen van hun volume overeind zijn blijven staan.

Seuphors vriendschap met Mondriaan is bekend. Over zijn ervaring met Van Ostaijen. die hij in de periode van Hel Overzicht kortstondig heeft gekend, wordt Seuphor tijdens dit herdenkingsjaar vaak aangesproken. Maar de Antwerpse dichter verdient slechts een kleine vermelding in zijn curriculum. Een hautain slap handje waar hij een stevige handdruk had verwacht, was er voor Seuphor te veel aan.

Het is een onverbiddelijke wet: conflicten zijn het deel van de criticus die niet geneigd is compromissen te sluiten. Seuphor overleefde de weinige vrienden die hij kon overhouden - een lang leven wordt met eenzaamheid betaald. Na meer dan zestig jaar samenzijn is nu ook zijn levenslange echtgenote, Suzanne Plasse, deze winter gestorven.

Seuphor blijft, onwaarschijnlijk lucide en onverminderd strijdlustig, alleen achter met zijn ongenaakbare wijsheid en met zijn zoon Régis. Hij leeft voort, gevoed door zijn onthechting. En hij heeft vaag weet van een achterban van enkele tientallen getrouwen, die zijn met oosters aandoend geduld uitgepuurde tekeningen kopen. Of zijn in eigen beheer uitgegeven, met de opbrengst van de tekeningen gefinancierde bibliofiele boekjes. Het zijn compilaties van aforismen, korte schetsen, eenvoudige gedichten die vaak enkel met klanken spelen, en moraliserend beschouwen bij een tijd die 'voor dit soort literatuur in een smalle marge een plaats voorbehoudt.

 

De boeken van Michel Seuphor verschijnen bij Convergence (Nantes) en Rougerie (Mortemart). Onlangs werden twee bibliofiele uitgaven voorgesteld: Falaise et le Grand Pacific (De Prentenier, Oostakker) en Le Cirque Annouss (Ergo Pers, Gent).
(Deze bijdrage kwam tot stand dankzij de bemiddeling van Armand Baele.)

 

   
   

 

   

 

 

 
Michel Seuphor, Falaise et le Grand Pacifique
Falaise et le Grand Pacifique

 

 

     
 

 

 

In 2004 organiseerde de de Koninklijke Bibliotheek van België een tentoonstelling van bibliofiele boeken die tussen 1991 en 2003 verschenen. Falaise et le Grand Pacifique was een van de vijf uitgaven van Ronald Ergo die geselecteerd werden voor deze tentoonstelling.
 
   

[1] Gepubliceerd in De Standaard, 4 mei, 1996. Foto Marc Sels. Deze bijdrage in De Standaard kwam tot stand dankzij de bemiddeling van Armand Baele, mede-oprichter van De Prentenier en stichter van De Bibliofielenkamer.

Éditions ROUGERIE Olivier Rougerie. 7, rue de l' Échauguette 87330 MORTEMART

Editions Convergebce | www.jbranchet.fr

Uitgeverij Ergo Pers | www.ergopers.be